Herademt weldra de contractvrijheid?


 

In een vorige post informeerden wij u dat het nieuwe verbintenissenrecht (boek 5 van het nieuw Burgerlijk Wetboek) op 1 januari 2023 in werking zal treden.

Betekent dit het einde van de B2B wet van 4 april 2019 die onrechtmatige bedingen tussen ondernemingen sanctioneert? (zie ook onze eerdere nieuwsbrieven hierover)


1.Lot van de onrechtmatige bedingen uit de B2B wet

De regeling over onrechtmatige bedingen in de B2B-wet ligt sinds haar ontstaan onder vuur. Ook naar aanleiding van het opstellen van het nieuwe verbintenissenrecht, is deze B2B wet reeds het voorwerp geweest van een zeer kritisch debat.

De B2B-wet die vluchtig gestemd is en onduidelijke bepalingen bevat, doorkruist het grondige en academische werk dat verricht werd bij het opstellen van het nieuwe verbintenissenrecht.

De Memorie van Toelichting bij boek 5 doelt reeds op de opheffing van de B2B regeling over onrechtmatige bedingen: “Het zal aan de wetgever zijn om, in het licht van de voorziene evaluatie van de wet van 4 april 2019 en de beoordeling ervan door de doctrine, te beslissen of deze wet moet worden gehandhaafd dan wel of de belangen van de vennootschappen niet al voldoende worden beschermd door de algemene bepaling die in Boek 5 is ingevoegd.

Wij vragen ons dan ook af of de onrechtmatige bedingen uit de B2B wet nog lang zullen stand houden.

2. Regeling onevenwichtige afspraken in het nieuwe verbintenissenrecht 

Ook het nieuwe verbintenissenrecht zal een algemene bepaling bevatten waardoor onrechtmatige bedingen worden gesanctioneerd:

Elk beding waarover niet kan worden onderhandeld en dat een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van partijen is onrechtmatig en wordt voor niet geschreven gehouden.

Bij de beoordeling van het kennelijk onevenwicht wordt rekening gehouden met alle omstandigheden rond het sluiten van het contract.”

Een groot verschil met de B2B wet is dat deze bepaling enkel geldt voor toetredingscontracten, daar waar de B2B wet op alle contracten van toepassing was.

Volgens het nieuwe boek 5 is een contract een toetredingscontract: wanneer het vooraf en eenzijdig is opgesteld door een partij en er niet over onderhandeld kan worden. Het feit dat over sommige bedingen van het contract kan worden onderhandeld, sluit de toepassing van dit artikel op de rest van het contract niet uit, indien de globale beoordeling leidt tot de conclusie dat het niettemin gaat om een toetredingscontract.

Volgens de Memorie van Toelichting wordt zo voorkomen dat een contract waarover daadwerkelijk werd onderhandeld en dat met kennis van zaken werd gesloten, later ter discussie kan worden gesteld op grond van het begrip “onrechtmatig beding’, wat zou ingaan tegen de doelstelling van de regeling inzake die bedingen en te zeer afbreuk zou doen aan de contractsvrijheid.

Het nieuwe verbintenissenrecht maakt hierbij geen onderscheid tussen B2B, B2C of C2C contracten. Dit is ook bewust de bedoeling van de wetgever, omdat er door de invoering van de B2B wet afwijkende beschermingsregimes bestonden voor B2B en B2C relaties, maar niet voor C2C relaties.

Het nieuwe verbintenissenrecht stelt uitdrukkelijk als principe dat zij als algemene wet geldt en dat eventuele specifieke wetten (zoals de B2B wet onrechtmatige bedingen) voorrang hebben. Dus zolang de wetgever niet tussenkomt, blijft de B2B wetgeving van kracht en voorrang hebben op het nieuwe verbintenissenrecht…

Ook werkt het artikel dat onrechtmatige bedingen in toetredingscontracten sanctioneert onder het nieuwe verbintenissenrecht niet met een lijst van grijze en zwarte bedingen die vermoed worden onrechtmatig te zijn. Deze grijze en zwarte lijst van bedingen staat wel in de B2B wet, maar de bedingen zijn vaak zeer onduidelijk geformuleerd en zorgen dus enkel voor rechtsonzekerheid. De sanctionering van onrechtmatige bedingen onder het nieuwe verbintenissenrecht gebeurt daarentegen aan de hand van een open norm.

Daarnaast bevat het algemene verbintenissenrecht ook talrijke andere bepalingen, die onevenwichtige afspraken kunnen sanctioneren, zoals bv. (i) misbruik van omstandigheden wanneer bij de contractsluiting een kennelijk onevenwicht bestaat tussen de prestaties als gevolg van het misbruik door de ene partij van de zwakke positie van de andere partij, of (ii) de mogelijkheid tot matiging van overdreven schadebedingen. Deze bepalingen zijn niet beperkt tot toetredingscontracten en kunnen dus algemeen als toetssteen gelden.

Het lijkt ons hoe dan ook duidelijker om dit soort regels op te nemen in het algemene verbintenissenrecht.

Er gaan dus terecht stemmen op om de fragmentarische regeling over onrechtmatige bedingen uit de B2B wet te beperken tot toetredingscontracten, dan wel deze wet grondig te herzien of zelfs af te schaffen.

Hopelijk zegeviert zo binnenkort de contractsvrijheid.


Aarzel niet ons te contacteren in geval van vragen.


1-8-2022 Deze nieuwsbrief is louter informatief en dient niet beschouwd te worden als een juridisch advies. Voor uw vragen of een juridisch advies kan u contact opnemen met ons kantoor.


Op de hoogte blijven? Volg ons op Linkedin

Geert Reniers - vennoot

Contracten- en ondernemingsrecht

Lien Beckers - advocaat

Contracten- en ondernemingsrecht

Sanne Mahieu - advocaat

Ondernemingsrecht, vastgoed- en bouwrecht, bemiddeling

Ine Coumans - advocaat

Contracten- en ondernemingsrecht